Tag archieven: Oulipo

Sur Parc sauvage et autres récits brefs de Jacques Roubaud

Manet van Montfrans, ‘Jeux de mots, lieux de mémoire. Sur  Parc Sauvage et autres récits brefs de Jacques Roubaud’.

In Parc Sauvage (2008), a seemingly simple story by Jacques Roubaud, one of the favourite
games of the two protagonists, who are living under the threat of German raids, is to
communicate secret messages. The arrangement of letters, syllables, or words by which
these messages are summarized at the end of the chapter proves to obey Oulipian rules.
Whereas the reader who is familiar with Roubaud recognizes certain facts of his life, the
text cannot be read as an autobiographical tale of childhood. Comparing Parc Sauvage
with other accounts of the same period reveals that Roubaud devotes himself to a memorial ambulation in which writing his memories of childhood makes them constantly
change shape. This approach reveals how in Roubaud the taste of Oulipian forms or other
formal systems exceeds the scope of playful experimentation.

Manet van Montfrans, ‘Jeux de mots, lieux de mémoire. Sur  Parc Sauvage et autres récits brefs de Jacques Roubaud’. In A.E. Schulte Nordholt & P.J. Smith (éds.), Jeu de Mots/ Enjeux littéraires Jeux de mots – enjeux littéraires, de François Rabelais à Richard Millet | Brill/Rodopi, Essais en hommage à Sjef Houppermans,. Leiden: Brill, Faux titre ( 2018), 160-173.

Link: http://www.brill.com/products/book/jeux-de-mots-enjeux-litteraires-de-francois-rabelais-richard-millet

http://www.brill.com/products/book/jeux-de-mots-enjeux-litteraires-de-francois-rabelais-richard-millet

 

‘Een onweerstaanbaar rebelse schrijver: ernst en spel bij Raymond Queneau

queneau imagesCAM6R0OG‘Een onweerstaanbaar rebelse schrijver: ernst en spel bij Raymond Queneau’ ,  De Academische Boekengids, 74 (2009), 19-24.

Perec droeg in 1978 zijn magnum opus, La Vie mode d’emploi, aan hem op. Patrick Modiano memoreert in zijn autobiografie  Pedigrée (2005) zijn liefde voor honden, het plezier waarmee hij door Parijs zwierf, op zoek naar stof voor krantenstukjes, en zijn legendarische lach: ‘half borrelend, half schel’. En ook romancier Jean-Marie Le Clézio denkt met veel plezier terug aan de gesprekken die hij tussen 1963 en 1968 met de aimabele genius loci voerde in een minuscuul kantoortje bij uitgeverij Gallimard.
Aan aandacht voor het werk van Perec, Modiano en de  met een Nobelprijs onderscheiden Le Clézio ontbreekt het niet. Maar welk lot is in dit derde millennium beschoren aan het oeuvre van hun mentor, Raymond Queneau (1903-1976), generatiegenoot van de surrealisten, prozaschrijver en dichter, vertaler uit het Engels, als Gallimard- redacteur decennialang een centrale figuur in het Parijse literaire leven, lid van de Académie Goncourt, hoofdredacteur van de Encyclopédie de la Pléiade, medeoprichter van de werkgroep voor potentiële literatuur Oulipo (OUvroir de LIttérature POtentielle),
virtuoos experimentator met vertelvormen, én, zoals Louis-Ferdinand Céline, vurig propagandist van het gebruik van een vorm van spreektaal in literaire
teksten?

Link: http://www.academischeboekengids.nl/

Citeren uit dit artikel:

Manet van Montfrans, ‘Een onweerstaanbaar rebelse schrijver: ernst en spel bij Raymond Queneau’ , De Academische Boekengids, 74, 19-24.

Georges Perec, een gebruiksaanwijzing

1001004001955865[1]Georges Perec, een gebruiksaanwijzing, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2003,  118 blz.

Een van de belangrijkste stelregels van Georges Perec luidde: ‘Schrijven is een spel dat je met zijn tweeën speelt.’ En maar zelden zal een oeuvre zozeer geschreven zijn vanuit de behoefte om met de lezer een kameraadschappelijk duel aan te gaan. Georges Perec, een gebruiksaanwijzing is een poging dit spel mee te spelen en de sporen te volgen die naar de inzet van dit sprankelende maar ook intens melancholieke oeuvre voeren. Een korte schets van Perecs leven en van de ontstaansgeschiedenis van zijn literatuuropvatting vormt de inleiding tot een aantal beschouwingen over de langere prozateksten – van De dingen tot en met Een kunstkabinet. Leidraad bij deze beschouwingen, geïllustreerd met foto’s en afbeeldingen van documenten, is de vraag hoe de door Perec zo vindingrijk gehanteerde vormen en technieken zich verhouden tot de verbeelding van zijn persoonlijke geschiedenis.

Georges Perec, een gebruiksaanwijzing 9200000108613992

Georges Perec. La Contrainte du réel

perec_montfrans[1]Georges Perec. La contrainte du réel,  Amsterdam/Atlanta, Rodopi, 1999, 418 blz..

Jongleur virtuose de mots et de formes, observateur attentif de son époque, conteur intarissable, Georges Perec (1936-1982) est un écrivain dont la renommée ne cesse de croître auprès d’un public très diversifié, en France et à l’étranger. La discrétion et l’humour de Perec ont pu masquer en un premier temps le véritable enjeu de son oeuvre. Depuis le milieu des années quatre-vingt, on voit cependant se développer une sensibilité accrue à la place que l’Histoire tient dans l’oeuvre de cet auteur, né en 1936 à Paris, dans une famille d’immigrants d’origine juive polonaise. Cet ouvrage retrace d’une part l’élaboration progressive de la poétique perecquienne qui s’est nourrie des expérimentations littéraires et des échanges intellectuels au sein de l’Oulipo. D’autre part, il confronte ce projet d’écriture à l’analyse de trois textes narratifs, Un homme qui dort, W ou le souvenir d’enfance et Un cabinet d’amateur. Ecrire est, selon Perec, un jeu qui se joue à deux, entre l’écrivain et le lecteur. Une fois qu’il s’est laissé séduire par les énigmes de ces textes, le lecteur doit accepter de suivre Perec à tâtons dans les méandres de son labyrinthe. Ce n’est que lorsqu’il consent à s’associer patiemment au mouvement de l’auteur qu’il comprendra ce autour de quoi tournent ces textes et vers quoi, sans cesse, ils retournent.