De Band tussen Parijs toen en nu : Patrick Modiano: Dora Bruder. Gallimard
Manet van Montfrans/ NRC Handelsblad 20 juni 1997
In 1978 publiceerde de Franse advocaat Serge Klarsfeld Le Mémorial de la Déportation des juifs de France. Dit ‘gedenkboek’ bevat de naam, de datum en plaats van geboorte van de ruim 75.000 joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Frankrijk zijn weggevoerd. Het geeft eveneens een beknopte beschrijving van de negenenzeventig transporten waarmee die deportatie is uitgevoerd. De in 1935 geboren Klarsfeld, die zelf joods is maar in het relatief veilige Zuidoost-Frankrijk de oorlog wist te overleven, schreef na zijn Mémorial een aantal gezaghebbende studies over de jodenvervolging ten tijde van het Vichy-regime, waaronder Vichy – Auschwitz (1983/1985) en Le calendrier de la persécution des juifs en France 1940-1945 (1993).
Met de informatie die hij tijdens zijn speurtochten door de archieven verzamelde, stelde hij opnieuw een gedenkboek samen, het Mémorial des enfants juifs de France (1994), dat hij ditmaal uitsluitend wijdde aan zijn generatiegenoten, de elfduizend joodse kinderen die de oorlog niet overleefden. Dit werk bevat niet alleen de gegevens over de burgerlijke staat van deze kinderen, maar ook meer dan vijftienhonderd foto’s. Het doel van Klarsfelds gedenkboeken is een naam en een gezicht te geven aan al degenen die, slechts voorzien van een nummer, vanuit het beruchte doorgangskamp in Drancy, een voorstad van Parijs, op transport werden gezet naar een hun onbekende bestemming.
Toen Patrick Modiano (1945) zich in 1988 documenteerde voor Voyage de noces, een roman over het leven van twee jonge joodse mensen die in 1942 Parijs ontvluchten en zich tot het einde van de oorlog schuilhouden aan de Rivièra, stuitte hij op een advertentie in de France Soir van 31 december 1941. Daarin verzochten M. en Mme Bruder, woonachtig in Parijs op de boulevard Ornano 41, om inlichtingen over hun vijftienjarige dochter Dora die spoorloos was verdwenen.
De advertentie, die een gedetailleerd signalement van het meisje bevatte en suggereerde dat ze van huis was weggelopen, intrigeerde Modiano. Wie was Dora Bruder? Waar kwamen haar ouders met die on-Franse naam vandaan? Wat bezielde een vijftienjarig meisje om in een winters Parijs waar de Duitse bezetter met harde hand regeerde, moederziel alleen op pad te gaan? Modiano slaagde er na veel bureaucratische rompslomp in om een uittreksel uit het bevolkingsregister te bemachtigen waarop stond vermeld dat Dora Bruder in 1926 geboren was uit het huwelijk van de joodse Oostenrijker en ex-legionair Ernest Bruder, en de uit Boedapest afkomstige, eveens joodse Cécile Burdej. Vervolgens vond hij de naam Bruder terug in het Mémorial van Klarsfeld: Dora Bruder was op 18 september 1942 met haar vader in Drancy op transport naar Auschwitz gesteld. Haar moeder, Cécile Burdej, werd op 11 februari 1943 gedeporteerd.
Deze ontdekkingen waren voor Modiano aanleiding zich opnieuw te verdiepen in de periode van de Tweede Wereldoorlog die in zijn eigen leven en ook in het merendeel van de zeventien romans die hij tot nu toe publiceerde, een cruciale rol speelt. Dit keer schreef hij echter geen roman, maar beperkte hij zich tot een verslag van zijn pogingen om tenminste één van die tienduizenden mensen van Klarsfelds lijsten te voorzien van een geschiedenis die iets meer dan een naam, een geboorte- en een sterfdatum behelst.
Modiano baseert zich bij zijn reconstructie van het levensverhaal van Dora Bruder op gegevens uit het beruchte ‘fichier juif’, de dossiers die door de Franse politie na de invoering van de aanmeldingsplicht voor joden in oktober 1940 werden aangelegd. Hij vervlecht in zijn verslag knap en onnadrukkelijk talloze details van de geschiedenis van de bezettingsjaren in Parijs en van de anti-joodse wetgeving.
Zo memoreert hij de gebeurtenissen van die grimmige decembermaand van 1941 die de joodse inwoners van Parijs opsloot in hun eigen stad. Na een serie aanslagen door leden van het Franse verzet stelden de Duitsers van 8 tot 14 december een avondklok in die de hele stad na zes uur stillegde. Op 10 december vaardigde de politieprefect een verordening uit die de joden verbood het departement Seine te verlaten en hen verplichtte hun identiteitspapieren op gezette tijden te laten controleren. Op 12 december werden ruim zevenhonderd vooraanstaande vertegenwoordigers van de Franse joodse gemeenschap opgepakt, op 15 december werden tientallen gijzelaars gefusilleerd op de Mont Valérien bij Suresnes. De eerste dag waarop men zich na zes uur ’s avonds weer vrij door de stad kon bewegen, was zondag 14 december, de dag waarop Dora Bruder verdween.
Modiano beschrijft eveneens met de voor hem zo kenmerkende topografische precisie de plaats waar het gezin Bruder woonde – een negentiende-eeuws woonhuis aan de boulevard Ornano in het achttiende arrondissement. Vanaf mei 1940 stond Dora ingeschreven aan een katholieke kostschool in de rue de Picpus in het twaalfde arrondissement en bracht zij alleen de weekeindes bij haar ouders door. Modiano lijkt er op uit te zijn het hele stratennet van Parijs in zijn verbeeldingswereld op te nemen: in elk nieuw boek brengt hij een ander stukje van de stad minutieus in kaart. Ook dit keer levert dat een aantal prachtige sfeertekeningen op van doorgaans uitgestorven en verlaten wijken, waar de schrijver in de voetsporen treedt van mensen die meer dan vijftig jaar geleden verdwenen zijn, en hardnekkig probeert om een echo van het verleden op te vangen.
Geleidelijk aan komt zo de historische context uit de verf. De ervaringen van Dora Bruder zelf blijven echter een witte plek. Haar beweegredenen om op zondag 14 december niet naar haar kostschool aan de rue de Picpus terug te keren, zijn niet te achterhalen. Over de plaats waar zij zich verbergt tot ze op 17 april 1942 naar het ouderlijk huis terugkeert, kan Modiano geen enkele aanwijzing vinden. Waarom ze in juni 1942 wordt gearresteerd en overgebracht naar Les Tourelles, een interneringskamp bij de Porte des Lilas, blijft een raadsel. Heeft ze de anti-joodse verordeningen genegeerd? Bevond ze zich opstraat na spertijd, droeg ze de gele ster niet, was ze misschien betrapt op het voor joden verboden bezit van een fiets, een radio, of had ze geprobeerd naar de vrije zone te ontkomen?
Toch, ondanks dit gebrek aan informatie, slaagt Modiano erin om een indruk te geven van de belevingswereld van een vijftienjarig meisje dat zich gedurende enkele maanden, vlak voor het net zich voorgoed rond haar sluit, aan de waakzaamheid van de volwassenen, vriend en vijand, weet te onttrekken. Hij doet dat door heel onnadrukkelijk parallellen te suggereren tussen de belevenissen van Dora Bruder en voorvallen uit zijn eigen jeugd. Hij herinnert zich zijn kostschooljaren en de ellendige zondagavonden als hij, na het weekeinde, weer terug moest.
Hij denkt terug aan het gevoel van bevrijding dat hij ondervond toen hij zelf, op vijftienjarige leeftijd, van huis was weggelopen en door dezelfde wijken en straten zwierf waar ook Dora Bruder in de jaren veertig had gelopen. Hij denkt na over het leven van zijn vader die in 1940 geweigerd had om zich als jood te laten registreren, bij een identiteitscontrole in 1942 werd opgepakt, ontsnapte en, in tegenstelling tot Dora Bruder, daarna uit handen van de politie wist te blijven. Een vader die hij in 1966 urenlang tevergeefs probeert te vinden in het doolhof van het enorme ziekenhuis waar hij is opgenomen en die zal overlijden zonder dat zijn zoon hem heeft teruggezien.
Het is de eerste keer dat Modiano autobiografische gegevens en een op documenten gebaseerde studie op een dergelijke wijze met elkaar combineert en het is niet onmogelijk dat hij zich daarbij heeft laten inspireren door de door hem bewonderde Georges Perec, die in zijn autobiografie W ou le souvenir d’enfance een enigszins vergelijkbare formule hanteert. Door afwisselend de herinneringen aan zijn eigen jeugd en de gebeurtenissen uit het leven van Dora Bruder op te roepen, laat Modiano heden en verleden met elkaar vervloeien en verschillende periodes over elkaar heen schuiven. Het resultaat is een aangrijpend en melancholiek boek. ‘Soms’, zo schrijft Modiano, ‘heb ik het gevoel dat ik de enige ben die nog probeert de band tussen het Parijs van toen en dat van nu in stand te houden, de enige die zich al die bijzonderheden herinnert’. Dat gevoel is waarschijnlijk niet gegrond, maar drukt wel de eenzaamheid uit van een schrijver die zich zo obsessief met het verleden bezighoudt dat hij zich in zijn eigen tijd ontheemd voelt.